31-01-2012

Tapas - een koninklijke uitvinding


Tapas in Barcelona (foto: José Porras)
 De tapa: meestal lekker, altijd weer anders en een probaat middel tegen dronkenschap
Zoiets mag een vorstelijke uitvinding heten. Geen wonder dat in de belangrijkste legendes over het ontstaan van deze lekkernij een Spaanse koning de hoofdrol speelt. Sommigen zeggen dat het gaat om Alfonso X (1221-1284), bijgenaamd De Wijze (El Sabio in het Spaans). De goede man werd op een dag ziek en moest het bed houden. Alfonso´s lijfarts had geen idee wat zijn baas mankeerde, maar vooruit, een goed glas kan nooit kwaad . Waarop hij de zieke Alfonso een paar keer per dag een glaasje wijn gaf, vergezeld van kleine hapjes eten, zodat de vorst niet zou verhongeren. 


Het bleek een gouden combinatie. In een mum van tijd voelde de koning zich weer kiplekker. Wat goed is voor mij is ook goed voor mijn onderdanen, dacht Alfonso.En dus bepaalde hij per wet dat herbergen en taveernen voortaan alleen wijn mochten schenken wanneer deze vergezeld ging van een hapje eten. Dit om te snelle dronkenschap te voorkomen. Dat hapje kon dan mooi gelijk je glas bedekken (tapar) , zodat je van meedrinkers ook geen last had. Die kregen de tapa/het deksel lelijk op de neus. 


Zand in de sherry
Anderen schrijven de uitvinding van de tapa toe aan een veel latere Alfonso, koning Alfonso XIII (1886-1941). Tijdens een bezoek aan de provincie Cadiz vroeg de koning in een taveerne bij het strand om een glas sherry. Op dat moment kwam er juist een windvlaag door het raam. Zand in de koninklijke sherry, dat leek de dienstdoende ober geen goede reclame voor zijn baas. Hup, een plak ham op het glas. “Een deksel om zand in uw glas te voorkomen”, verklaarde aan de verbaasde koning. Briljant idee, dacht deze. Hij dronk en at en bestelde verheugd een tweede sherry. Met tapa uiteraard.
 

Wat goed is voor de koning, is goed voor ons, dacht het Koninklijke gevolg van edelen en ambtenaren . En binnen de kortste keren zat de hele taveerne aan de tapas.
 

Dan zijn er ook nog varianten ( waarin bijvoorbeeld niet zand maar muggen het vorstelijke glas bedreigen) op bovenstaande legendes. Hoofdrolspelers de katholieke koningen, Fernando II van Aragón (1452-1516) en Isabel I van Castilië (1451-1504). Inderdaad, het zelfde koningskoppel dat Columbus financieel in staat stelde om Amerika te ontdekken. 

Tussendoortje
Genoeg Koninklijk gedoe. Over nu naar de harde werkelijkheid van de gewone Spaanse boeren en arbeiders gedurende de Middeleeuwen. Want die moesten zich na een sober ontbijt afbeulen op het land of in de werkplaats. Dan heb je halverwege de ochtend wel een tentempié (tussendoortje) nodig, ter overbrugging tot de in Spanje altijd late lunch. Behalve laat (grofweg tussen half twee en vier uur) is die lunch ook overvloedig. Vandaar de naam la comida, de maaltijd. Het belangrijkste en – zeker toen - meestal vetrijke eetfestijn van de dag. Een aanslag op de spijsvertering kortom, die noopt tot een ruime siësta. En voordat je dan aan de slag bent… zaak dus om vóór la comida zoveel mogelijk werk te verzetten. Met behulp van het tussendoortje. En een glas wijn niet te vergeten. Enthousiasmerend voor de geest en in de winter het lichaam verwarmend. (In het bloedhete Zuid-Spanje werd ´s zomers de wijn vervangen door gazpacho, koude soep).

Het gebruik van een drankje met hapje waaide over naar de steeds talrijkere tavernes en herbergen van Spanje. Daar ontstond waarschijnlijk ook de gewoonte het hapje als deksel te gebruiken, ter bescherming tegen muggen, zand of meedrinkers. Daar is geen Koninklijke instemming of regel voor nodig, slechts de juiste tapa. Die oertapa´s waren perfect. Plakken ham, kaas, worst, de simpele dingen dus die de mensen in de werkplaats en op het land ook aten, dankzij de eigen koeien en varkens. 

Stappen
Anno 2012 ligt het even anders. De variatie aan tapas is overweldigend. En ook de functie is veranderd. De tapa is voor de Spanjaard vooral een sociaal fenomeen, een excuus om elkaar te ontmoeten en een goede tijd te hebben. Ir de tapas betekent voor velen dan ook zoveel als 'stappen'' – al worden meestal ook wel tapas gegeten. 
In Baskenland zijn ze zelfs vergeten dat het eigenlijk ooit om de tapas – daar pintxos geheten - draaide. Ir de pintxos is veel minder populair dan ir de poteo of ir de txikiteo: in rap tempo een groot aantal bars afwerken, voor een gelijke hoeveelheid zuritos (kleine glaasjes bier) of txikiteos (kleine glaasjes wijn, ook wel potes genoemd). 

Jammer, en ook nog eens onbegrijpelijk: de Baskische pintxos behoren namelijk tot de allerbeste tapas van Spanje.. Ontdek het zelf tijdens onze Fiets –Tapas Tour.







Deze post is ook te lezen op de blog van Orange Monkey Tours.

23-01-2012

What´s in a name: Carrer de Ja Hi Som

Carrer de Ja Hi Som, 22 januari 2012, 14.20 uur.
Het waren 505 treden, volgens mijn zoon (6). Ik heb ze niet geteld, maar veel waren het er. En op het moment dat ik ´de stand´ doorkreeg waren we nog niet eens bovenaan de Drecera de Vallvidrera. Die Drecera begint heel veel lager, op luttele meters afstand van Peu de Funicular, een stationnetje van de lokale trein naar provincieplaatsen als Sabadell en Terrassa.


Veel treden heeft de Drecera de Vallvidrera...
Drecera de Vallvidrera staat voor 'kortere weg naar Vallvidrera'. Wat de langere weg is, weet ik niet. Wil ik ook niet weten, want die Drecera is vermoeiend genoeg – maar ook heel mooi.
Bijna boven heb je aan je rechterhand een doodlopend straatje, de Carrer de Ja Hi Som. (Google Maps). Nu straatje, een pad is het meer. Met links niet onaardige huizen en rechts het dal.
Dat Ja Hi Som kun je op twee manieren vertalen. Mogelijkheid één:  'We zijn er al! ' Dat is de blije versie, het logische sluitstuk van die kortere weg naar Vallvidrera.
Mogelijkheid twee is een verzuchting: 'Hè, hè, we zijn er.'

...heel veel treden.
Pal naast Carrer de Ja Hi Som ook: de funicular.

Welke van de twee betekenissen je kiest, lijkt mij tegenwoordig een kwestie van lichamelijke conditie. Naar boven lopen doen de meeste mensen nu voor hun plezier. Met de Funicular (vandaar de naam van het stationnetje) zoef je immers desgewenst 
in een paar minuten naar Vallvidrera. Dat kabeltreintje is er sinds 1916. Daarvoor moest je dus echt naar boven lopen, zin of geen zin. ´Hè, hè, we zijn er´.
 









De beloning: Torre Agbar en Sagrada Família in één beeld gevangen.


Orange Monkey Tours collega Gerton beschrijft hier (scroll naar het tekstgedeelte over La Carretera de les Aigües) hoe je vanuit Barcelona met de trein in een wip bij de Peu de Funicular komt - en ook probleemloos kunt uitstappen.  Opgelet: voor de Drecera de Vallvidrera moet je dus wél door de poortjes naar buiten.

21-01-2012

Door zon en zee getekend

Dat mogen koppen heten, de door zout, zon en wind getekende gezichten van de vissers van Josep Esquirol (Barcelona, 1874 – l’Escala, 1931). Esquirol was in het Spanje van voor de Burgeroorlog een van de bekendste fotografen. Faam kreeg hij door zijn foto´s van Emporion (Empúries), een nederzetting die zo´n 600 jaar voor Christus was gesticht door Griekse zeelui, vlakbij de woonplaats van Esquirol, het visserplaatsje l´Escala  aan de Costa Brava.


Esquirol was aan het begin van de eeuw gaan wonen in dit centrum van de ansjovis-industrie.  En natuurlijk was hij er als de kippen bij toen in 1908 begonnen werd met het opgraven van Emporion. Zijn grootste bekendheid kreeg de fotograaf echter door het vereeuwigen van het dagelijks leven van zijn plaatsgenoten, dat grotendeels draaide rond de visserij.

In het plaatselijke Museu de l´anxova i sal (het ansjovis en zout museum) bevindt zich het archief van de beroemde plaatsgenoot. Bezoekers van Barcelona hoeven deze maanden echter niet naar L´Escala voor zijn werk. In het Scheepvaartmuseum (achter metrohalte Drassanes) zijn tot 1 mei 50 foto´s  van Esquirol te zien. En de toegang is nog eens gratis ook. Klik voor meer info hier.





20-01-2012

What´s in a name: Plaça de George Orwell

Plaça de George Orwell , 20 januari 2012, 09.55 uur.

Misschien verdient George Orwell beter. Want mooi is ´zijn´ plein niet.  Maar dat was de Spaanse Burgeroorlog ook niet. De  Engelse journalist en schrijver arriveerde eind 1936 in  Barcelona. Daar voegde hij zich bij een van de milities, in de strijd tegen Franco. Bijna legde hij het loodje, toen hij aan het front in Aragon door een sluipschutter in z´n nek werd geschoten. Over zijn ervaringen toen schreef Orwell zijn boek Homage to Catalonia (1938).

Big Brother
Over hommages gesproken. Een tijdlang hing naast het naambordje van het plein de waarschuwing dat camera´s  de omgeving  binnen een straal van 500 meter in de gaten houden. Een  - onbedoeld -  ´eerbetoon´ aan Orwells bekendste werk, 1984. Carrer d´Escudellers, grenzend aan het Orwell-plein, was zelfs de eerste straat van Barcelona waar deze electronische Big Brother actief was. Vanaf eind jaren zeventig tot midden jaren tachtig was de buurt  dan ook het drugscentrum van de stad, met de Plaça Reial als bedenkelijk middelpunt.
El Tripi
Tegenwoordig is het gebied  wat drugs betreft een stuk ingetogener, al worden er natuurlijk nog wel de nodige psychedelica gebruikt, niet in het minst op George Orwells plein. Het beeld in het midden, een uitvergrote kopie van een sculptuur van Leandre Cristòfol, schijnt iets met seks te maken te hebben, maar staat bekend als El Tripi ( De Trip).

En: het plein als la Plaça del Tripi.

Zo gaan die dingen. Mogelijk zou George Orwell de humor  van die naamsverandering wel kunnen inzien: zíjn echte naam was Eric Arthur Blair.












Grotere kaart weergeven

15-01-2012

Ramblas-standbeelden wacht een hete zomer

Nieuwe problemen voor de levende standbeelden op de Ramblas.  De gemeenteraad van Barcelona wil deze lichaamskunstenaars vanaf april verbannen naar de Rambla de Santa Mònica. Op hun huidige locaties zouden zij – of liever hun publiek – de vrije doorloop hinderen en het voor zakkenrollers wel heel gemakkelijk maken hun slag te slaan.

Van de vijf ´ramblassen´ (Canaletes, Estudis, Sant Josep en Caputxins zijn de vier andere) die samen de Ramblas vormen, was en is Santa Mònica  verreweg de meest anonieme.
Want Canaletes, dat is de fontein en de banken met oud mannetjes;  Estudis, tot vorig jaar april het terrein van de standbeelden; Sant Josep betekent vogeltjes (ooit), bloemen en natuurlijk de Boqueria-markt. Dan komt Caputxins met z´n tekenaars en schilders. En tot slot, al vlakbij het Columbus-standbeeld, Santa Mònica.  Met niks eigenlijk. Nou ja, een sieradenmarkt in het weekend. En hoertjes. Maar die laatsten alleen wanneer de avond valt en daarna.




Ploegendienst
Die hoertjes kunnen nu ploegendienst gaan draaien met de standbeelden. Dat zijn de beelden toch al gewend, sinds de gemeente vorig jaar april besloot de boel te reguleren. Tot dan kon iedere grappenmaker het proberen als standbeeld.  Een beetje te wildwest voor de – toen nog –socialistische gemeenteraad. Voortaan konden alleen nog  standbeelden met een vergunning terecht op de Rambla. Dertig in totaal,  verdeeld over een ochtend- en een middagploeg. Die werken sindsdien op 15 genummerde plaatsen, verspreid over een groot deel van de Ramblas tussen de straten Bonsuccés (Rambla de Estudis) en Arc de Teatre (begin Rambla Santa Mònica).  

Niet dat die 15 plaatsen ooit volledig benut worden. Dat maakt de door de gemeente gekozen selectieprocedure extra wrang voor de standbeelden die buiten de boot vielen. Wie een vergunning wilde, moest namelijk bij de gemeente komen opdraven met een CV met daarop een ´relevante opleiding´. Kleinkunstacademie, kunstacademie of iets vergelijkbaars. Gevolg: beelden die al 10 jaar op de Ramblas stonden – 10 jaar Ramblas, dan kun je wat - waren van de ene op de andere dag hun ´baan´ kwijt. Ze moesten plaatsmaken voor mensen met de juiste ´vooropleiding´. Die dus vervolgens niet komen opdagen. Of als ze wel kwamen, vaak  veel minder talent bleken te hebben dan de oude beelden.


En nu moet het allemaal weer anders, oordeelde de huidige gemeenteraad. De standbeelden staan  tegenover bloemenkramen, kiosken en terrassen, wat de doorloop te nauw maakt. En die Rambla de Santa Mònica is lekker leeg. Dat is nu net het probleem, vinden de artiesten: geen toerist die daar stopt. En dan ontbreekt ook nog eens iedere schaduw. Dat wordt op een houtje bijten en veel zweten deze zomer. Hun vergunning is tegen die tijd omgezet in een ´licensie voor het bezetten van  de publieke ruimte´. Waarvoor ze, net als de schilders en tekenaars op de Rambla dels Caputxins, jaarlijks 150 euro gaan betalen.

Messi
Wie die standbeelden zullen zijn, is nog even de vraag. De papieren selectie van de standbeelden kwam de oude gemeenteraad op veel kritiek te staan. Kennelijk hebben zijn conservatieve opvolgers daarvan geleerd.  Er komt nu alsnog een ´deskundige jury´ die gaat bepalen welke standbeelden goed genoeg zijn voor de Ramblas. Onduidelijk is of dit een open competitie zal zijn, of dat alleen de huidige standbeelden gejureerd zullen worden.

Hopelijk gaan kandidaten voorbij aan de suggestie van het verantwoordelijke raadslid voor de Ramblas, Mercè
Homs. Deze opperde de standbeelden te gebruiken als uithangborden voor al het mooie dat de Catalaanse cultuur te bieden heeft. Sant Jordi en zijn draak, Gaudí en - waarom niet? – de Catalaanse Argentijn Leo Messi.

Vroeger stond aan het begin van de Ramblas een Messi, en ook een Ronaldinho. Nu ja, stonden: beiden lieten de meest lepe trucjes zien. Ware balkunstenaars. Maar ze zijn weg. Kennelijk geen kunstacademie gedaan.

01-01-2012

Gesol met stieren

Gelukkig Nieuwjaar!

1 januari 2012.  Een historische datum. Want vanaf vandaag is het gebouw hieronder als het goed is een beetje meer geschiedenis.

La Monumental tijdens de laatste corrida, 25 september 2011.
 La Monumental is de naam. De kolos beslaat een heel blok tussen de straten Marina en Gran Via. Ik kom er nogal eens met fietstoeristen, en vertel dan over de rijke historie van het gebouw. Ooit gaven de Rolling Stones er hun allereerste Spaanse concert. Dat was op 11 juni 1976. Eerder traden de Beatles  op in La Monumental. De datum: 3 juli 1965. Spanje´s supersocialist Felipe González riep hier op 23 oktober 1982 een enthousiaste menigte op te stemmen voor cambio (veandering), een paar dagen voor hij tot premier van Spanje werd gekozen.

En dan zijn er natuurlijk de corridas, de stierengevechten. De eerste corrida in La Monumental vond al ergens in 1914 plaats - toen de arena de nog de ietwat misplaatste naam El Sport droeg.

U begrijpt, ik ben geen liefhebber van het gesol met stieren.
Die corridas zijn dus vanaf vandaag officieel verboden in Catalonië. Waarmee volgens vele Catalanen een einde komt aan een typisch Spaans gebruik in hun land. Een traditie die hoort bij plaatsen als Sevilla en Malaga. En bij Madrid, uiteraard.

Spanje-pesten
Een gevalletje Spanje-pesten vonden velen vooral buiten Catalonië dan ook, toen het Catalaanse parlement eind juli 2010 met een grote meerderheid voor een verbod stemde. 

De protestanten hadden een punt, zeker toen datzelfde parlement een paar maanden later de stierenrennen, de correbous, doodleuk beschermd cultuurgoed verklaarde. Correbous zijn sinds jaar en dag populair in Catalonië en horen dus bij het land, verdedigden sommige parlementariërs hun draaikonterij. Bovendien sterven bij die stierenfeesten geen dieren, luidde een tweede argument.

Dat laatste klopt dus niet – sommige stieren sterven letterlijk van de stress. Je zult ook maar - bijvoorbeeld - met een paar brandende fakkels op je kop door een haag van hysterisch schreeuwende toeschouwers moeten rennen.
Is het dan waar dat de correbous, vooral geliefd in de provincie Tarragona, een Catalaanse traditie zijn? Afgaande op de schriftelijke bronnen zijn de stierenrennen  een betrekkelijk jong verschijnsel. Pas in de 19e eeuw wordt er veelvuldig melding gemaakt van correbous. Daarvoor ging het veel meer om een lokaal gebruik, in plaatsen als Cardona (15e eeuw), Reus en Tortosa (beide 16e eeuw) en Olot (17e eeuw). 






Barcelona  was in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw het Mekka van het stierenvechten


Ter vergelijking: de oudste geschriften over een corrida in Catalonië dateren al uit 1387; de eerste corrida moderne stijl (met regels; een stierenvechter te voet en met speciaal voor de corridas gefokte stieren ) vond in Catalonië in 1802 plaats;  de eerste arena volgde in 1834 (El Torín, Barcelona). Catalonië had verder ooit in elk van de vier provincies arena´s (in totaal dertien). Bovendien was Barcelona gedurende de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw het Mekka van het stierenvechten.

Conclusie: áls de correbous al een Catalaanse traditie zijn, dan zijn de corridas dat ook.

Cultuurgoed

Voor de Partido Popular (zeer Spaans en zeer conservatief) is een ding in ieder geval zonneklaar: de corridas zijn cultuurgoed. De partij vecht het Catalaanse verbod dan ook aan bij het Spaanse Hooggerechtshof. Het belangrijkste argument: een deelstaat mag cultuuruitingen reguleren, maar niet verbieden. Dat laatste is voorbehouden aan de centrale Spaanse regering.
Vraag is dan waarom de deelstaten hun cultuurgoed wel beschermd kunnen verklaren. Want dat is net zo goed een verbod, namelijk een verbod op verandering. Recentelijk gebeurde dit ´blinderen´ niet alleen met de correbous in Catalonië, maar ook met de corridas in onder meer de deelstaten Madrid, Valencia en Murcia, als reactie op het Catalaanse verbod op de corridas. 

Hoe dan ook, het wachten is op een definitieve uitspraak van het Hooggerechtshof.
Ongeacht die uitspraak, waar het uiteindelijk op uitdraait natuurlijk is een definitief verbod op zowel corridas als correbous in heel Spanje. Want cultuurgoed of niet, ook in Spanje vermindert de liefde voor het gesol met stieren steeds meer. 1 januari 2032?