Plaça de George Orwell
Plaça de George Orwell , 20 januari 2012, 09.55 uur. |
Misschien verdient George Orwell beter. Want mooi is ´zijn´ plein niet. Maar dat was de Spaanse Burgeroorlog ook niet. De Engelse journalist en schrijver arriveerde eind 1936 in Barcelona. Daar voegde hij zich bij een Republikeinse militie, in de strijd tegen Franco. Bijna legde hij het loodje, toen hij aan het front in Aragon door een sluipschutter in z´n nek werd geschoten. Over zijn ervaringen toen schreef Orwell zijn boek Homage to Catalonia (1938).
Big Brother
Over hommages gesproken. Een tijdlang hing naast het naambordje van het plein de waarschuwing dat camera´s de omgeving binnen een straal van 500 meter in de gaten houden. Een - onbedoeld - ´eerbetoon´ aan Orwells bekendste werk, 1984.Carrer d´Escudellers, grenzend aan het Orwell-plein, was zelfs de eerste straat van Barcelona waar Big Brother actief was. Vanaf eind jaren zeventig tot midden jaren tachtig was de buurt dan ook het drugscentrum van de stad, met de Plaça Reial als bedenkelijk middelpunt.
El Tripi |
En het plein als la Plaça del Tripi.
Zo gaan die dingen. Mogelijk zou George Orwell de humor ervan wel kunnen inzien: zíjn echte naam was Eric Arthur Blair.
Grotere kaart weergeven
Carrer de Ja Hi Som
Carrer de Ja Hi Som, 22 januari 2012, 14.20 uur. |
Veel treden heeft de Drecera de Vallvidrera... |
Bijna boven heb je aan je rechterhand een doodlopend straatje, de Carrer de Ja Hi Som. (Google Maps). Nu straatje, een pad is het meer. Met links niet onaardige huizen en rechts het dal.
Dat Ja Hi Som kun je op twee manieren vertalen. Mogelijkheid één: 'We zijn er al! ' Dat is de blije versie, het logische sluitstuk van die kortere weg naar Vallvidrera.
Mogelijkheid twee is een verzuchting: 'Hè, hè, we zijn er.'
...heel veel treden. |
Pal naast Carrer de Ja Hi Som ook: de funicular. |
Welke van de twee betekenissen je kiest, lijkt mij tegenwoordig een kwestie van lichamelijke conditie. Naar boven lopen doen de meeste mensen nu voor hun plezier. Met de Funicular (vandaar de naam van het stationnetje) zoef je immers desgewenst in een paar minuten naar Vallvidrera. Dat kabeltreintje is er sinds 1916. Daarvoor moest je dus echt naar boven lopen, zin of geen zin. ´Hè, hè, we zijn er´.
De beloning: Torre Agbar en Sagrada Família in één beeld gevangen. |
Orange Monkey Tours collega Gerton beschrijft hier (scroll naar het tekstgedeelte over La Carretera de les Aigües) hoe je vanuit Barcelona met de trein in een wip bij de Peu de Funicular komt - en ook probleemloos kunt uitstappen. Opgelet: voor de Drecera de Vallvidrera moet je dus wél door de poortjes naar buiten.
La Quinta Forca
Eeuwenlang, vanaf de middeleeuwen tot in de 19e eeuw, telde Barcelona vijf vaste galgen – naast de mobiele en tijdelijke exemplaren die werden ingezet. Die vijf 'hoofdgalgen´ stonden op drukke punten in Barcelona en op grensovergangen tussen de stad en haar omgeving. Daardoor fungeerden de lugubere werktuigen als permanente waarschuwingsborden voor burgers en buitenlui: Pas op, als je je misdraagt, staat je dit te wachten! (zie ook het kader hieronder, Dievenmagie) Ook reizigers die per boot in Barcelona arriveerden, konden er niet onderuit. Vanaf zee zagen ze de galg op de Pla de Palau staan. Welkom in Barcelona.
Andere galgen waren die bij de Sant Antoni-poort (waar nu de gelijknamige markt is); de galg op de Via Augusta bij de juridische grens tussen Sants – toen nog een zelfstandig dorp en Barcelona; de galg op de Pla de Boqueria, een plek genoemd naar de boc-querías in de buurt, de joodse winkels waar je geitenvlees (boc=geit) kon kopen. Deze galg stond net buiten de 13e eeuwse stadspoort, pal voor wat nu de ingang van het Liceu-theater op de Ramblas is. De poort werd gemarkeerd door twee wachttorens. In één daarvan woonde eeuwenlang de stadsbeul. De bofkont had zijn werk dus regelmatig vlakbij huis.
Gestileerde versie van de dievenkaars. |
Dievenmagie
De afschrikwekkende werking van de galgen werd nog versterkt door het een paar dagen laten bungelen van de gehangenen, al had dat op sommigen juist een magische aantrekkingskracht. Dat heeft te maken met het middeleeuwse geloof dat sommige lichaamsdelen toverkrachten bezitten. Onder dieven bijvoorbeeld was de zogenaamde dievenkaars of main de gloire populair. Nodig daarvoor was een hand – soms werden slechts enkele vingers of een voet gebruikt - van een collega die aan de galg aan zijn einde was gekomen. Bij een nachtelijke diefstal werd de hand als een kaars aangestoken.
Over de magische werking waren de meningen overigens verdeeld. Volgens sommigen zou de kaars de bewoners van het te beroven huis in slaap houden of zelfs verlammen. Anderen beweerden dat de menselijke kaars de dief onzichtbaar maakten.
Uitnodigend welkom
Anders was het wanneer hij voor een terechtstelling naar de vijfde galg moest. Galg nummer vijf bevond zich namelijk ver buiten de stadsmuren, bovenop de heuvel Turo de Finisteres, als uitnodigend welkom voor bezoekers uit de Vallès Occidental. ‘Està a la quinta forca’ ,‘bij de vijfde galg ’, zeiden de Barcelonezen dan ook vanaf een zeker moment, wanneer iets heel ver weg was.
De uitdrukking bestaat nog steeds. De vijfde galg in wat nu de wijk Trinitat Vella is, niet meer. Die verdween al 1445. Toen besloot het stadsbestuur de ophangingen voortaan uitsluitend binnen of bij de stadmuren te laten plaatsvinden. Bijna vier eeuwen later, in 1832, werd de galg als executiemiddel om ´humane redenen´ in Spanje en zijn koloniën vervangen door de wurgmachine (zie hieronder). Een apparaat met een – over het algemeen dan – snellere werking en met bovendien zitruimte voor het slachtoffer. Al met al een waardiger manier van sterven vonden de autoriteiten.En voordien dan ook slechts voorbehouden aan schurken met blauw bloed
´Dat is de plaça del Blat´, had zijn vader gezegd, ´het centrum van Barcelona, zie je die steen in het midden van het plein?´ en Arnau keek naar de plek die zijn vader hem aanwees. ´Nou, die steen betekent dat de stad vanaf dat punt in vieren is verdeeld: het kwartier van de Zee, van de Framenors, van Pi en van de Salada of Sant Pere.´
Bovenstaand citaat is afkomstig uit De Kathedraal van de Zee (La Catedral del Mar), de bestseller van Ildefonso Falcones, waarvan het verhaal zich afspeelt tegen de achtergrond van de bouw van Santa Maria del Mar in de 14de eeuw. Een spannend en meeslepend boek en ook nog eens heel informatief. Dat komt omdat Falcones – kind van Barcelona, en behalve schrijver ook advocaat - behoorlijk goed de historische feiten volgt. Spelenderwijs kom je zo van alles te weten over het leven in het Barcelona van de 14de eeuw en over hoe de stad er toen uitzag.
Plaça del Blat, zo genaamd vanwege de tarwe(blat) die er werd verhandeld, bestaat dan ook echt, al luidt de tegenwoordige naam Plaça d´Àngel, plein van de engel.
Die naam dankt het aan een wonder dat er in juli 1339 zou hebben plaatsgevonden. Op de eerste zondag van die maand werden de resten van Barcelona´s patroonheilige, de jonge maagd Eulàlia, overgebracht van de in aanbouw zijnde Santa Maria del Mar naar de kathedraal van de stad. Toen de stoet monniken onder leiding van koning Pere III op de Plaça del Blat aankwam, gebeurde er iets vreemds: van het ene op het andere moment was Eulàlia´s kist letterlijk niet te tillen.
Donder en bliksem
Wat te doen? Gelukkig, een paar teller later verscheen er een engel, onder het geraas van de nodige donder en bliksem. De engel zelf gaf geen kik, maar wees slechts beschuldigend naar een van de monniken die de kist droegen, om vervolgens weer net zo snel te verdwijnen als hij of zij was gekomen.
Als je door engel wordt beschuldigd dan rest je slechts één ding: bekennen. Beschaamd vertelde de monnik zich een teen van Eulàlia te hebben toegeëigend.
Of de dief in de stadsgevangenis is beland – die toen aan de Plaça del Blat stond -, dat vertelt het verhaal niet. Evenmin hoe de Eulàlia´s teen weer werd bevestigd aan haar maagdelijke voetje. Wel dat dat haar kist vanaf dat moment licht als een veertje was en de processie zonder verdere problemen de kathedraal bereikte.
Eerst zien, dan geloven
Hetzelfde jaar al werd besloten om het plein te verrijken met een afbeelding van Eulàlia. Een plan dat vreemd genoeg pas halverwege de 15de eeuw werd uitgevoerd. Toen kreeg de boog die als ingang diende van de Baixada de la Presó (nu de Baixada de la Llibreteria) een beeldje van de heilige. Weer veel later, in 1618, kreeg de engel een beeld op het plein. Vanaf dat moment ook noemden de inwoners van de stad het plein Plaça de l´Àngel – een naam die 1865 ´officieel´ werd. Kennelijk gold voor de Barcelonezen: eerst zien, dan pas geloven.
Zoals gezegd, ook Barcelonees Ildefonso Falcones houdt zich liever aan de historisch wat hardere feiten, wanneer het gaat om de setting van zijn verhaal. De markeersteen uit het citaat hierboven heeft dan ook echt bestaan - de eerste bronvermelding dateert uit 1316. En in De Kathedraal van de Zee wijdt de schrijver meerdere pagina´s aan de overbrenging van Eulàlia´s resten. Aan het wonder van de engel? Geen woord.
Ildefonso Falcones – de Kathedraal van de Zee. Uitgeverij Sijthoff, 2007. 671 pagina’s.
Wil je langs deze en andere plaatsen die een belangrijke rol spelen in het meeslepende boek van Ildefons Falcones? Ga mee met onze Kathedraal van de Zee-wandeltour! Meer info vind je hier.
Plaça de l´Àngel,
De merksteen op de Plaça del Blat moet er volgens deze vroeg-20ste eeuwse reproductie zo hebben uitgezien. |
´Dat is de plaça del Blat´, had zijn vader gezegd, ´het centrum van Barcelona, zie je die steen in het midden van het plein?´ en Arnau keek naar de plek die zijn vader hem aanwees. ´Nou, die steen betekent dat de stad vanaf dat punt in vieren is verdeeld: het kwartier van de Zee, van de Framenors, van Pi en van de Salada of Sant Pere.´
Bovenstaand citaat is afkomstig uit De Kathedraal van de Zee (La Catedral del Mar), de bestseller van Ildefonso Falcones, waarvan het verhaal zich afspeelt tegen de achtergrond van de bouw van Santa Maria del Mar in de 14de eeuw. Een spannend en meeslepend boek en ook nog eens heel informatief. Dat komt omdat Falcones – kind van Barcelona, en behalve schrijver ook advocaat - behoorlijk goed de historische feiten volgt. Spelenderwijs kom je zo van alles te weten over het leven in het Barcelona van de 14de eeuw en over hoe de stad er toen uitzag.
Plaça del Blat, zo genaamd vanwege de tarwe(blat) die er werd verhandeld, bestaat dan ook echt, al luidt de tegenwoordige naam Plaça d´Àngel, plein van de engel.
Die naam dankt het aan een wonder dat er in juli 1339 zou hebben plaatsgevonden. Op de eerste zondag van die maand werden de resten van Barcelona´s patroonheilige, de jonge maagd Eulàlia, overgebracht van de in aanbouw zijnde Santa Maria del Mar naar de kathedraal van de stad. Toen de stoet monniken onder leiding van koning Pere III op de Plaça del Blat aankwam, gebeurde er iets vreemds: van het ene op het andere moment was Eulàlia´s kist letterlijk niet te tillen.
Donder en bliksem
Wat te doen? Gelukkig, een paar teller later verscheen er een engel, onder het geraas van de nodige donder en bliksem. De engel zelf gaf geen kik, maar wees slechts beschuldigend naar een van de monniken die de kist droegen, om vervolgens weer net zo snel te verdwijnen als hij of zij was gekomen.
Als je door engel wordt beschuldigd dan rest je slechts één ding: bekennen. Beschaamd vertelde de monnik zich een teen van Eulàlia te hebben toegeëigend.
Of de dief in de stadsgevangenis is beland – die toen aan de Plaça del Blat stond -, dat vertelt het verhaal niet. Evenmin hoe de Eulàlia´s teen weer werd bevestigd aan haar maagdelijke voetje. Wel dat dat haar kist vanaf dat moment licht als een veertje was en de processie zonder verdere problemen de kathedraal bereikte.
Een kleine replica uit 1966 van het originele engelbeeld, boven het balkon van het gebouw aan de Plaça de l´Àngel 2. |
Hetzelfde jaar al werd besloten om het plein te verrijken met een afbeelding van Eulàlia. Een plan dat vreemd genoeg pas halverwege de 15de eeuw werd uitgevoerd. Toen kreeg de boog die als ingang diende van de Baixada de la Presó (nu de Baixada de la Llibreteria) een beeldje van de heilige. Weer veel later, in 1618, kreeg de engel een beeld op het plein. Vanaf dat moment ook noemden de inwoners van de stad het plein Plaça de l´Àngel – een naam die 1865 ´officieel´ werd. Kennelijk gold voor de Barcelonezen: eerst zien, dan pas geloven.
Zoals gezegd, ook Barcelonees Ildefonso Falcones houdt zich liever aan de historisch wat hardere feiten, wanneer het gaat om de setting van zijn verhaal. De markeersteen uit het citaat hierboven heeft dan ook echt bestaan - de eerste bronvermelding dateert uit 1316. En in De Kathedraal van de Zee wijdt de schrijver meerdere pagina´s aan de overbrenging van Eulàlia´s resten. Aan het wonder van de engel? Geen woord.
Ildefonso Falcones – de Kathedraal van de Zee. Uitgeverij Sijthoff, 2007. 671 pagina’s.
Wil je langs deze en andere plaatsen die een belangrijke rol spelen in het meeslepende boek van Ildefons Falcones? Ga mee met onze Kathedraal van de Zee-wandeltour! Meer info vind je hier.
Carrer del Petons
De foto hierboven is van de Carrer dels
Petons, de Straat van de Kussen. Een mysterieus, doodlopend steegje aan de rand
van de wijk La Ribera, met een al even raadselachtige naam. Al ontbreekt het niet aan verklaringen van de herkomst.
Verklaring
1 begint met de feiten: De Carrer del Petons was ooit verbonden met de
Carrer del Portal Nou, totdat op de doorgang het huis van het
bontwerkersgilde werd gebouwd. Verder woonde in de Carrer del Portal
Nou ooit ene Joan
Pontons, zo blijkt uit een document van 1651.
Maar dan wordt het gissen: Pontons was mogelijk een
vooraanstaand man, belangrijk genoeg zelfs voor een ´eigen´ straat (die
overigens ooit Carrer de la Fusina heette, en nóg eerder Carrer de Jaume Negre).
De Barcelonezen vervingen in de loop der tijd – voor de grap of uit onwetendheid - ´pontons´ door ´petons´. En daarom heet de
straat nu Carrer del Petons.
Verklaring 2 is die van de zwartkijkers. Die
zeggen dat het straatje ooit de plaats was waar de ter dood veroordeelden afscheid konden
nemen van hun geliefden, voor ze werden opgehangen. De galg stond op de Esplanada, de kale
strook land die diende als veiligheidszone tussen La Ribera en de Ciutadella,
het gigantische fort dat was gebouwd in opdracht van de Spaanse
koning Philips V.
Ophanging op de Esplanada. |
Straat
en naam Carrer
del Petons dateren echter van vóór 1717, het jaar waarin werd begonnen
met de bouw van de Ciutadella. En dus, zeggen de romantici, ligt het
anders (verklaring 3):
het donkere, nauwe straatje was (en is?) gewoon een prima vrijplek voor
verliefde
stelletjes.
Daarbij sluiten wij ons graag aan, in ieder geval voor vandaag: de dag van Sant Jordi, Catalaanse Valentijn
.
.
Carrer del Bisbe
Het
is een van de bekendste straten van de stad, de Carrer del Bisbe. Elke
dag vind je er honderden toeristen, in het hoogseizoen zelfs duizenden.
Men slentert van het Plaça Nova en zijn kathedraal naar het Plaça de Sant Jaume met het regeringspaleis (Palau de Generalitat) en het stadhuis van Barcelona. Of vice versa.
De straat zelf is ook de moeite waard. Favoriet bij de toeristen zijn de kloostertuin van de kathedraal, en de prachtige Gotische brug; uit 1928, maar daarom niet minder mooi.
Veel ouder (13e eeuw), en een stuk minder populair, is het pal achter de Romeinse poort gelegen Palau del Bisbe, het bisschopspaleis waaraan de straat haar naam dankt.
Die naamgeving was een moeizame affaire, al lag dat niet aan de Barcelonezen. Die redeneerden heel simpel: de bisschop ging wonen aan wat ooit (een deel van) van een Romeinse hoofdstraaf was, de Decumanus, Dus heette die straat voortaan ´de Straat van de Bisschop´. Logisch
Het stadsbestuur zag de dingen echter anders. Om hun gelijk te halen zetten de notabelen gelijk zwaar geschut in: 'Carrer Santa Eulàlia' moest de straat heten, naar Barcelona´s bloedeigen beschermheilige. Tevergeefs.
‘Carrer Bisbal´ en ‘Carrer de Diputacio’ wilde evenmin beklijven. Waarop het stadsbestuur eindelijk - het was inmiddels 1617 - overstag ging: Carrer del Bisbe werd de naam.
Een logica die duurde tot na de Spaanse Burgeroorlog, zij het met één korte onderbreking. Van 1854 tot 1856 heette de straat ‘Carrer Martin Zurbano’. Maar die Zurbano was een Spanjaard en bovendien in 1843 enthousiast deelnemer aan het bombardement op Barcelona door de troepen van generaal Prim. Ja, kom nou toch! Naar zo´n man vernoem je geen straat!
Irurita
wist dus hoe laat het was. Tijdens de eerste dagen van de oorlog hield
hij zich schuil in het huis van Antoni Tort in de Carrer del Call,
samen met een aantal andere geestelijken, waaronder een neef van hem. Al
snel werden het gezelschap opgepakt, vermoedelijk door leden van de Federación Anarquista Ibérica
(FAI), de anarchistische militie. Op 6 december 1936 werden de
geestelijken geëxecuteerd op het kerkhof van het voorstadje Montcada.
Die Vaticaan-documenten blijven geheim tot 2033, 75 jaar na de dood van de toenmalige paus, Pius XII. Gelukkig zijn er andere archieven met gegevens over Irurita, ontdekte de Catalaanse kerkhistoricus Joan Bada in 2011.
Wat bleek daaruit? Anarchistenleider Buenaventura Durruti
(de man van de Durutti – met één r - Column) heeft het in ´36 op een
akkoordje gegooid met de Catalaanse president Lluis Companys, die
bisschop Irurita´s leven wilde sparen.
Door deze transactie ontliep Irurita het tragische lot van vele collega´s: tussen eind juli 1936 en mei 1937 werden in Catalonië 2437 katholieke geestelijken vermoord. De meeste moorden gebeurden in Barcelona, doordat veel plattelandspriesters en nonnen naar de Catalaanse hoofdstad vluchten. Daar werden ze vervolgens door de anarchisten opgepakt en geëxecuteerd.
Een wrange speling van het lot wil dat veel van hen voorafgaand aan hun executie voor kortere of langere tijd – meestal het eerste - werden gevangengezet in een katholiek instituut ; het convent van Sant Elies werd door de anarchisten gebruikt als hun belangrijkste gevangenis in de stad.
Sant Elies was de beruchtste van de ongeveer 20 checas van Barcelona, naar Sovjetvoorbeeld opgezette gevangenissen, met piepkleine cellen, zonder ramen of tralies. Wie in Sant Elies terechtkwam, wist dat het met hem gedaan was. Op een dag werd je afgemaakt, ergens langs de nabijgelegen Arrabassada (de toen nog stille weg door de Collserola-heuvels naar het stadje Sant Cugat), op het kerkhof van Les Corts, of dat van Montcada.
Sant Elíes. Daar zou hij zeven maanden hebben doorgebracht, onder bescherming van Durruti, die hiervoor een aanvullend loon incasseerde van 24.000 peseta’s. Dit keer kwam het geld van Manuel Irujo, minister in de Republikeinse regering en evenals Irurita een Bask.
In mei 1937 vinden we de bisschop terug in de gevangenis van de Montjuïc. Een maand later zag hij er nog, weet Joan Bada uit documenten van het Rode Kruis, maar daarna is ook hij het spoor bijster.
Tot 28 januari 1939 dan, de dag dat enkele bekenden van de bisschop twee mannen uit het bisschopspaleis zien komen. Een ervan is Irurita. ´Monseigneur de bisschop, we dachten dat u gefusilleerd was´, roepen ze uit. ´Schreeuw niet, dat brengt me in de problemen´, reageert de bisschop en maakt zich vervolgens uit de voeten.
Bijna driekwart eeuw later staan twee dingen vast: Manuel is dood en heilig is hij ook niet. Sterker, hij is zelfs niet zalig verklaard. In katholieke kringen zijn er genoeg mensen die dat dolgraag willen. Dezelfde mensen weten ook waar Manuel tegenwoordig is: in de kathedraal. Want daar liggen de resten van de bisschop immers begraven, na te zijn opgegraven op het kerkhof van Montcada. Dat het om Manuel Irurita gaat, dat heeft DNA-onderzoek onomstotelijk uitgewezen. Nu ja, onomstotelijk, laten we Irurita´s neef niet vergeten; ook dood en ook in Montcada begraven. Er bestaat dus een kleine kans dat…
Die kans is kennelijk groot genoeg voor het Vaticaan om de zaligverklaring voorlopig uit te stellen. Of liggen er in de Romeinse archieven daadwerkelijk pikante geheimen verborgen? Geheimen die maken dat Manuel tot in lengte van dagen gewoon Manuel zal blijven? Of, veel erger voor het Vaticaan, die de kerk weer eens in een kwaad daglicht stellen?
Het wachten is op 2033.
Aan
Franco heeft het gebrek aan pauselijke waardering niet gelegen (zie ook
het plaatje hier linksonder) . De Caudillo heeft z´n stinkende best
gedaan voor Irurita - die overigens, heel opmerkelijk, pas in 1942 een
opvolger kreeg in Barcelona. In de jaren na de burgeroorlog volgde de
ene na het andere eerbetoon voor Mysterieuze Manuel, waaronder een eigen
straat en een beeld.
Jawel, de Carrer del Bisbe werd in 1939 vernoemd (en verspaansd) tot 'Calle del Opisbo Irurita´. Echter, ook in deze naam hadden de Barcelonezen geen trek. Waarop de gemeente in 1982 (op veilige afstand van Franco´s dood in 1975) de straat officieel herdoopte tot Carrer del Bisbe. Van het beeld, in een nis van wat eens Irurita´s paleis was, werd de naamsaanduiding verwijderd.
Daar
staat de anonieme man dan. Verreweg de meeste toeristen lopen hem
straal voorbij – een lot dat hij deelt met de blootvoetse bedelares op
haar vaste plaats tegenover hem.
De straat zelf is ook de moeite waard. Favoriet bij de toeristen zijn de kloostertuin van de kathedraal, en de prachtige Gotische brug; uit 1928, maar daarom niet minder mooi.
Veel ouder (13e eeuw), en een stuk minder populair, is het pal achter de Romeinse poort gelegen Palau del Bisbe, het bisschopspaleis waaraan de straat haar naam dankt.
Die naamgeving was een moeizame affaire, al lag dat niet aan de Barcelonezen. Die redeneerden heel simpel: de bisschop ging wonen aan wat ooit (een deel van) van een Romeinse hoofdstraaf was, de Decumanus, Dus heette die straat voortaan ´de Straat van de Bisschop´. Logisch
Het stadsbestuur zag de dingen echter anders. Om hun gelijk te halen zetten de notabelen gelijk zwaar geschut in: 'Carrer Santa Eulàlia' moest de straat heten, naar Barcelona´s bloedeigen beschermheilige. Tevergeefs.
‘Carrer Bisbal´ en ‘Carrer de Diputacio’ wilde evenmin beklijven. Waarop het stadsbestuur eindelijk - het was inmiddels 1617 - overstag ging: Carrer del Bisbe werd de naam.
Een logica die duurde tot na de Spaanse Burgeroorlog, zij het met één korte onderbreking. Van 1854 tot 1856 heette de straat ‘Carrer Martin Zurbano’. Maar die Zurbano was een Spanjaard en bovendien in 1843 enthousiast deelnemer aan het bombardement op Barcelona door de troepen van generaal Prim. Ja, kom nou toch! Naar zo´n man vernoem je geen straat!
Goed volk
Bijna een eeuw verde, begon de Spaanse Burgeroorlog. Barcelona´s bisschop in 1936 heette Manuel Irurita. Irurita was een Bask, en dus in principe ´goed volk´ in Catalaanse ogen, maar wel een katholiek geestelijke en dus evengoed doelwit van de volkswoede - zoals zo vaak in de geschiedenis van Barcelona, denk bijvoorbeeld aan La Setmana Tràgica van 1909, een week waarin tientallen kerken en kloosters in brand werden gestoken.
Manuel Irurita (met bril) in Buenos Aires, 1934. |
Geheime documenten
Aldus wat nog altijd de officiële versie is van het verhaal rond de martelaarbisschop. Al snel deden er echter vreemde verhalen de ronde; over mensen die nog in 1939 met ´Monseigneur´ gesproken zouden hebben; over documenten in de archieven van het Vaticaan, waaruit zou blijken dat Franco in 1937 wilde onderhandelen over de uitruil van de bisschop en Republikeinse gevangenen.
Die Vaticaan-documenten blijven geheim tot 2033, 75 jaar na de dood van de toenmalige paus, Pius XII. Gelukkig zijn er andere archieven met gegevens over Irurita, ontdekte de Catalaanse kerkhistoricus Joan Bada in 2011.
Buenaventura Durruti in 1936. |
Boerenkielen
Ook de Hoogwaardige Excellentie zelf speelde gewillig zijn rol. Op 20 juli 1936 betraden Irurita en Durruti, gekleed in boerenkielen, het bisschoppelijk paleis. Even later stonden ze weer buiten, met in hun zakken voor drie miljoen peseta’s aan waardepapieren. Twee miljoen incasseerde de Generalitat, de Catalaanse regering. Het resterend miljoen ging naar Durruti en zijn FAI.
Door deze transactie ontliep Irurita het tragische lot van vele collega´s: tussen eind juli 1936 en mei 1937 werden in Catalonië 2437 katholieke geestelijken vermoord. De meeste moorden gebeurden in Barcelona, doordat veel plattelandspriesters en nonnen naar de Catalaanse hoofdstad vluchten. Daar werden ze vervolgens door de anarchisten opgepakt en geëxecuteerd.
Een wrange speling van het lot wil dat veel van hen voorafgaand aan hun executie voor kortere of langere tijd – meestal het eerste - werden gevangengezet in een katholiek instituut ; het convent van Sant Elies werd door de anarchisten gebruikt als hun belangrijkste gevangenis in de stad.
Het Convent van Sant Elies in vrediger tijden ( foto 1929). |
Sant Elies was de beruchtste van de ongeveer 20 checas van Barcelona, naar Sovjetvoorbeeld opgezette gevangenissen, met piepkleine cellen, zonder ramen of tralies. Wie in Sant Elies terechtkwam, wist dat het met hem gedaan was. Op een dag werd je afgemaakt, ergens langs de nabijgelegen Arrabassada (de toen nog stille weg door de Collserola-heuvels naar het stadje Sant Cugat), op het kerkhof van Les Corts, of dat van Montcada.
Montjuïc
Volgens onderzoeker Bada belandde ook Irurita kort na zijn ´arrestatie´ in de gevangenis vanSant Elíes. Daar zou hij zeven maanden hebben doorgebracht, onder bescherming van Durruti, die hiervoor een aanvullend loon incasseerde van 24.000 peseta’s. Dit keer kwam het geld van Manuel Irujo, minister in de Republikeinse regering en evenals Irurita een Bask.
In mei 1937 vinden we de bisschop terug in de gevangenis van de Montjuïc. Een maand later zag hij er nog, weet Joan Bada uit documenten van het Rode Kruis, maar daarna is ook hij het spoor bijster.
Tot 28 januari 1939 dan, de dag dat enkele bekenden van de bisschop twee mannen uit het bisschopspaleis zien komen. Een ervan is Irurita. ´Monseigneur de bisschop, we dachten dat u gefusilleerd was´, roepen ze uit. ´Schreeuw niet, dat brengt me in de problemen´, reageert de bisschop en maakt zich vervolgens uit de voeten.
Bisschop zonder naamplaatje. |
Heilige
Een van de mannen, Francesc Aragonés, werd die dag vergezeld door zijn zonen Josep en Joan, toen 13 en 11 jaar oud. In 2011 deed de hoogbejaarde Josep zijn verhaal over de dag van de ontmoeting en ook over de gebeurtenissen daarna. Want alle getuigen werden een paar dagen later ontboden bij de militaire priester. Een voor een werden ze ondervraagd, afgescheiden van elkaar. Getuigen bij de verhoren waren twee broers van Irurita. “Allen vertellen exact hetzelfde verhaal”, riepen de broers na afloop opgetogen tegen. “Manuel was een heilige”, verklaarde broer 1 vervolgens. Waarop broer 2 reageerde met: “Laat de heiligen maar zitten, wat ons interesseert, is of Manuel nog leeft en waar hij is¨.
Bijna driekwart eeuw later staan twee dingen vast: Manuel is dood en heilig is hij ook niet. Sterker, hij is zelfs niet zalig verklaard. In katholieke kringen zijn er genoeg mensen die dat dolgraag willen. Dezelfde mensen weten ook waar Manuel tegenwoordig is: in de kathedraal. Want daar liggen de resten van de bisschop immers begraven, na te zijn opgegraven op het kerkhof van Montcada. Dat het om Manuel Irurita gaat, dat heeft DNA-onderzoek onomstotelijk uitgewezen. Nu ja, onomstotelijk, laten we Irurita´s neef niet vergeten; ook dood en ook in Montcada begraven. Er bestaat dus een kleine kans dat…
Die kans is kennelijk groot genoeg voor het Vaticaan om de zaligverklaring voorlopig uit te stellen. Of liggen er in de Romeinse archieven daadwerkelijk pikante geheimen verborgen? Geheimen die maken dat Manuel tot in lengte van dagen gewoon Manuel zal blijven? Of, veel erger voor het Vaticaan, die de kerk weer eens in een kwaad daglicht stellen?
Het wachten is op 2033.
Een eigen straat
Jawel, de Carrer del Bisbe werd in 1939 vernoemd (en verspaansd) tot 'Calle del Opisbo Irurita´. Echter, ook in deze naam hadden de Barcelonezen geen trek. Waarop de gemeente in 1982 (op veilige afstand van Franco´s dood in 1975) de straat officieel herdoopte tot Carrer del Bisbe. Van het beeld, in een nis van wat eens Irurita´s paleis was, werd de naamsaanduiding verwijderd.
De Carrer del Bisbe op een vroege winterochtend. Bisschop en bedelares zijn op hun post. |