27-11-2012

De zoete missen van Barcelona

Granja Dulcina
Het waren zware tijden voor christenen in het 9e eeuwse Barshiluna. De mis mocht alleen worden gevierd in de kerk van de Pijnboom en dan alleen heel vroeg in de morgen, voordat de moslims naar de moskee gingen.

Een eind lopen was het ook. De volgelingen van Christus woonden weliswaar vlakbij, in El Raval, maar een kwestie van even de Ramblas oversteken was het niet: de straten rond de kerk waren verboden voor niet-moslims. Slechts via allerlei ellenlange sluipwegen was de kerk van de Pijnboom te bereiken. Geen wonder kortom, dat de voorganger van dienst meestal voor een lege kerk stond te preken.

Deze deprimerende situatie veranderde dankzij de ontdekking die een oude priester deed. Op een goede dag had de propere geestelijke water nodig voor het reinigen van de miskelk. Bij het ophalen van het water uit de kerkput brak het touw van de emmer. Met behulp van haken probeerde de priester de emmer weer te pakken te krijgen. Al snel had hij beet, alleen zat aan zijn haak niet de emmer, maar een kist vol gouden dukaten. De priester was behalve oud en proper ook slim. Onmiddellijk begreep hij wat zijn vangst was: een schat die door christenen verborgen was toen de Arabieren de stad veroverden.


Schatplichtig

Zelden was het woord schatplichtig zo toepasselijk. Vastbesloten het geld van zijn geloofsgenoten nuttig te gebruiken, stapte de priester naar de emir. Wat het kostte om de straat te kopen die van de stadsmuur naar de kerk liep, vroeg de priester. De emir rook geld, veel geld. “Het aantal goudstukken dat nodig is om de straat te bedekken”, luidde het antwoord. De priester schrok. De straat was weliswaar smal - gemiddeld 3,16 meter - , maar met een lengte van 129 meter behoorlijk lang.

Het geluk bleef aan christelijke zijde. De dagen daarna bleek dat de kerkput nog veel meer goud bevatte, genoeg om de straat te bedekken. Op een paar meter na dan, maar die gaf de begerige emir de christenen graag cadeau. In de stadsmuur aan het einde van de straat kwam bovendien een nieuwe poort, waar alleen christenen doorheen mochten. Nu ja, een poort, het was meer een deurtje, een portichuela, zeg maar portitxol of desnoods petritxol. Waarmee de straat gelijk een naam had.


Lodewijk de Vrome

Allemaal onzin natuurlijk. Om een paar dingen te noemen: de Arabieren werden al in 801 door Lodewijk de Vrome Barcelona uitgegooid; bij de Ramblas was in de 9e eeuw nog geen stadsmuur, die werd halverwege de 13e eeuw opgetrokken. En voor een negende-eeuwse kerk gewijd aan de Heilige Maria van de Pijnboom op deze plek ontbreekt ook elk bewijs. Pas een eeuw later werd zo´n kerk gebouwd.

Waarmee nog niet zeker is hoe de carrer de Petritxol dan wel aan zijn naam komt. Sommigen zeggen dat petrixol verwijst naar de pedrís (steen) die ooit aan het begin van de straat lag, om rijtuigen de toegang te versperren; anderen beweren dat pedritxol (met een d) de naam van de familie was die het terrein bezat.  


Historicus Clovis Eimeric op zijn beurt schrijft in zijn boek over de straat dat de naam is verbonden met de Ramblas. Deze was ooit een stroom vol  bochten en hoeken. Daar strandden behalve afval, ook de rode aarde en de pedritxa (kalksteen), meegebracht uit de hoogten van Collserola en de Agudells door de talloze kleinere stroompjes die in de Rambla uitmondden.

Tot slot is er nog een groep die uitgaat van de poorthypothese en dat petrixol een verbastering is van portitxol.

Die poortfunctie zou de straat dan pas in 1465 hebben gekregen. Toen werd het huis dat een van de einden blokkeerde, afgebroken en ontstond de  ´poort´ naar de carrer de Portaferrissa. Daarmee werd de gang naar de ´nieuwe´ Santa Maria del Pi (gebouwd tussen 1319 en 1453) voor de parochianen een stuk gemakkelijker.

Vroege verkeersregels: rustig rijden en korte stops.


Taartenmis

De grote boost voor de zondagse kerkgang kwam echter veel later. In 1840 opende Sala Parés haar deuren in de straat. Dankzij Europa´s eerste kunstgalerie werd de carrer de Petritxol een verplicht nummer op de wandelroute van de Barcelonese bourgeoisie en dus een geliefde vestigingsplaats voor de handel ruikende middenstand. Patisserieën en granjas (´Voor al uw dagverse zuivelwaren!´) had de straat al sinds de Ramblas  populair werd in het Barcelonese leven,  maar nu kwamen er ook boekhandels en winkels voor schilderbenodigdheden. 
Opening van een expositie in Sala Pares, 1905.
Rond het einde van de negentiende eeuw zag het zondagse schema van de Barcelonese gegoede burgerij er ongeveer zo uit:
Om twaalf uur naar de mis in de Santa Maria del Pi. Dan volgt een bezoek aan de Sala Parés voor de nieuwste scheppingen van Casas, Rusiñol en de piepjonge Pablo Picasso. Na een uur of zo kuiert men huiswaarts, richting middagmaal. De tortell (taart) voor het dessert kopen de dames en heren natuurlijk in de carrer de Petritxol.
Sommige kerkgangers deden het andersom: eerst de taart, dan de mis van één uur, die dan ook bekend stond als ´la missa de tortell´.

Barceloooonaaa!
Nog steeds is het prettig kuieren in het ´chocoladestraatje´, sinds 1959 –als eerste straat van Barcelona - uitsluitend toegankelijk voor voetgangers. Links en rechts vertellen majolica´s  en herinneringsplakkaten over de rijke geschiedenis van de straat en zijn mensen, onder wie beroemheden als de sopraan Montserrat Caballé (Barceloooonaaa!), die er een studio had. Francesc Salvà i Campillo (1751-1828), eminent home de ciences en befaamd uitvinder van een elektronische telegraaf, woonde zelfs zijn hele lange leven in de straat.

Die honkvastheid hadden en hebben ongetwijfeld veel meer buurtbewoners. De carrer de Petritxol is typisch zo´n straatje waarvan je zegt: je wordt er geboren en je wilt er nooit meer weg.


 


Orange Monkey tapas-wandeltour
In de carrer de Petritxol vind je pal naast de vroegere woning van Francesc Salvà i Campillo op nummer 11 La Pallaresa, een van de twee granjas - Dulcinea op nummer 2 is de andere – die de carrer de Petritxol nog telt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten